In gesprek met...
Bart Houtgraaf
Pianotechnicus Andriessen
Het klinkt net even anders
Op het pianofestival zijn onder andere een Erard uit 1863 en een Pleyel uit 1874 te horen. Twee Franse concertvleugels in de grootste maat. De Erard was het favoriete instrument van onder andere Mendelssohn, Chopin, Liszt, Verdi, Wagner, Debussy, Ravel en Fauré.
“Het karakter van die vleugels past heel goed bij de lange, diepe tonen van het harmonium dat gebruikt wordt voor de Petite Messe Solennelle van Rossini. Het geeft een mooie blend”, zegt Bart Houtgraaf (33) van Andriessen Piano’s in Haarlem. Andriessen is de leverancier van de twee vleugels. Het bedrijf is gespecialiseerd in historische piano’s. “Een nichemarkt”, zegt Bart, sinds drie jaar mede-eigenaar van de zaak.
Historisch erfgoed
Bart is pianotechnicus en restaurateur. Historische piano’s restaureren is liefdewerk, waar heel wat arbeidsuren in gaan zitten. Dat maakt dat ze algauw vele tienduizenden euro’s per stuk kosten. De piano’s komen uit heel Europa. “Men weet ons vaak vanzelf wel te vinden, omdat wij zo specialistisch zijn.”
Voor Houtgraaf zijn de oude instrumenten ambacht en passie. “Ze moeten hoorbaar blijven”, zegt hij als vakman en liefhebber. “Het behoud van het oude trekt me. Net als het historisch onderzoek ernaar en het puristische om de klank zo mooi mogelijk te krijgen”, vertelt hij.
“Ons specialisme zijn piano’s van 1850 tot 1940”, gaat Bart verder. Inmiddels is dat verder uitgebreid met de restauratie en verkoop van fortepiano’s uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Het zijn instrumenten waarin ook musea zeer geïnteresseerd zijn. Andriessen bestrijkt daarmee een tijdvak, waarin het instrument technisch een flinke ontwikkeling heeft doorgemaakt. “Van een klein, volledig houten instrument naar een groot instrument met een gietijzeren frame.”
Gevoel en ervaring
Voor het restaureren van oude piano’s is specialistische kennis nodig. Bij Andriessen werken acht vakspecialisten. Bart is in het vak gerold na een driejarige pianotechniekopleiding. “Daarna is het autodidactisch werk. Dan begint het pas. Ik heb het vak geleerd bij Andriessen én een specialisatie fortepiano’s gedaan bij restaurator Edwin Beunk in Enschede.” Kortom: kennis opdoen op basis van praktijkervaring en veel praten met collega’s en pianisten.
Om een gerestaureerde vleugel optimaal te laten klinken, vraagt Houtgraaf altijd ook om de mening van professionele pianisten. “Het gaat dan om details. Of het in het hoge net iets te schel klinkt of niet helder genoeg bijvoorbeeld. Het kan een concert net even mooier maken. Het is net dat ene piekje dat nodig is om hem perfect te laten functioneren.”
Snaarkracht
“Een modern instrument klinkt mooi, maar een instrument uit Beethovens tijd ook”, gaat hij verder. De klank is anders. “Een piano uit 1810 klinkt zachter dan een moderne uit 1950. Er staat minder spanning op de snaren, want die zijn gespannen in een houten frame. De snaren van een moderne hebben dankzij het gietijzeren frame een trekkracht van zo’n 20.000 kilo, de oude van 4.000. Hoe meer trekkracht, hoe luider”, legt hij uit. “Maar je hebt bijvoorbeeld ook te maken met de boom, waaruit de zangbodem van een piano gemaakt is. Ook dat heeft invloed. Zo’n boom heeft tien jaar liggen drogen voor hij wordt gebruikt. Dat heb je niet in de hand. Dat is steeds het grote ongewisse.”
​
Beethoven op een oude of een moderne vleugel?Door technische vernieuwingen zijn piano’s in de loop van de tijd steeds groter geworden. “Dat heeft gevolgen voor de constructie en de klankvorming. De onderdelen werden groter. Hamers werden groter. Snaren werden dikker. Dat zorgt voor verandering qua geluidsvolume, maar ook in de klankkleur.” Moderne vleugels zijn kruissnarig. De bassnaren lopen schuin over de andere snaren. Dat zorgt voor een andere klankzuiverheid en een andere klankkleur.
“Als je Beethoven op een modern of een historisch instrument hoort, dan hoor je andere dingen. Klanken bijvoorbeeld vallen weg of worden versterkt.” Welk van de twee instrumenten de voorkeur heeft, is ook een kwestie van smaak. “De klanken van een instrument zijn iets persoonlijks. Je kiest hier een piano of vleugel, omdat je valt voor de toon van het instrument”, zegt hij. Dat kiezen kan zijn: kopen of huren. Dat laatste gebeurt veelal voor concertuitvoeringen. Bart: “Wij krijgen vaak de vraag: Is een oud instrument wel goed? Dat het op het hoogste niveau wordt gebruikt, bewijst het.”
De Goudse vleugels
De hedendaagse vleugel, zoals wij die kennen, is ontwikkeld rond 1900. “Iedere pianofabriek heeft zijn eigen visie op hoe een vleugel moet klinken”, vertelt Bart. De Erard en de Pleyel die op het Goudse pianofestival worden gebruikt, zijn beide van Franse makelij. “Dat hoor je. Je ziet het terug in de constructie, maar ook in het verschil in klank met een Duitse. Franse vleugels klinken lichter en eleganter. Duitse piano’s klinken ‘massief’.” Barts eigen favorieten zijn een Bechstein uit 1894 en een Pleyel uit 1873 uit zijn winkel. “Voor mij springen die er bovenuit qua klank.”LuchtvochtigheidHistorische instrumenten zijn extra gevoelig voor klimaatomstandigheden, zegt Bart. “Eigenlijk wil je een museumklimaat.” Vooral de relatieve luchtvochtigheid telt zwaar. Die moet 50 tot 60% zijn. “Hout werkt altijd wel iets, maar als het te droog is, krimpt het en gaat het scheuren. Dan is de flexibiliteit eruit. Als het te vochtig is, krijg je schimmelvorming. Dat is ook niet goed.”
Workshop
Wie het verschil wil horen tussen een historische en een moderne vleugel moet zeker kokmen naar de workshop die Bart op zaterdag 15 februari geeft in de Gouwekerk. Bart: “Ik ga daar op een overzichtelijke en begrijpelijke manier de verschillen laten horen tussen die twee oude Franse vleugels én de moderne concertvleugel van Henk Hupkes, die ook tijdens het festival wordt gebruikt, en geef er tekst en uitleg bij. Als je een piano koopt, weet je dat soort dingen in eerste instantie niet. Mooi dat het festival een podium biedt om die kennis te delen.”​​
Tekst: Ton Schönwetter